Kitsch als schone schijn
Daniëlle de Regt - Urban Mag / Corpus Kunstkritiek (7 februari 2008)

Gratie, eer, lof, pracht, Verblijven hier dag en nacht. Lichamen Kloek en krachtig Met een geest Gewis en waarachtig Achtervolgen hier met man en macht Gratie, eer, lof, pracht. Wie voor de poorten van de abdij van Thelema staat, krijgt met dit deuropschrift al een voorproefje van de gelukzaligheid die zich binnen deze vestingwallen verschanst. Hier zwaait de Vrije Wil de scepter. Door de gangen dwalen monniken en edellieden met een glazige blik. Ze zijn volledig in het reine met hun nobele voorbeschikking tot deugdzaamheid. Aangezien het nu eenmaal in de natuur van de mens ligt om te smachten naar alles wat hem of haar ontzegd wordt, waakt de reus Gargantua, stichter van deze weldadige biotoop, er angstvallig voor dat vrijheid en blijheid binnen zijn muren welig kunnen tieren. Men moet kunnen botvieren wat vlees of geest hem of haar influistert. En die verlangens geven per definitie gehoor aan de alomtegenwoordige lokroep van het Schone, het Ware en het Goede. Of dat speldde François Rabelais, full time fantast met de pen als belangrijkste wapen in de strijd om de verbeelding, zijn lezer met een knipoog op de mouw in Garguanta et Pantagruel. Tegen beter weten in, natuurlijk. Zonder een gezonde dosis tucht wordt het vlees uiteindelijk week, en waait de geest gewillig met alle grillen mee. En dat is niet per se de eerzame richting op. Vijf eeuwen later lokt Grace Ellen Barkey (Needcompany), full time fantast met het Gesamtkunstwerk als belangrijkste wapen in de strijd om de verbeelding, in The Porcelain Project je een sprookje binnen dat veel wegheeft van Rabelais’ luchtkasteel. Onder begeleiding van Thomas Adès’ bonte symfonie Asyla (de titel verwijst in het Engels naar zowel ‘vluchtoord’ als ‘gekkenhuis’) ontspint zich een theatrale poppenkast waarin mensjes en serviesgoed vrolijk koketteren met hun gratie en schoonheid. Tot het punt waarop dit potsierlijke narcisme zichzelf volledig uitgehold heeft, en ze barsten van verlangen naar iets of iemand anders. Vijf eeuwen na Rabelais’ carnavaleske visioen van losgeslagen monniken in een Disneyworld avant-la-lettre, laat The Porcelain Project zien wat we sinds mensenheugenis natuurlijk al weten, maar wat we ons sinds Rabelais, en bij uitbreiding Shakespeare, ook kunnen voorstellen: wanneer alles wat het hart begeert, al het Goede, het Ware en het Schone van deze wereld, daadwerkelijk voor het grijpen ligt, wil de grip op de werkelijkheid wel eens verslappen. Eenmaal verblind door machtswellust en decadentie zien het Slechte, het Valse en het Lelijke hun kans schoon om genadeloos toe te slaan. Die decadentie hangt hier letterlijk in de lucht. Honderden witte kopjes, schoteltjes, vaasjes en scherven bungelen boven het podium. Het is een installatie die Barkey samen met Lot Lemm creëerde. In de hoek staat een tafel waarop een servies hoog uittorent. Allemaal van echt porselein. Het meest protserige, kitscherige en behaagzieke materiaal denkbaar. Maar dan in geperverteerde vorm. De stukken hebben stekels, overdreven ronde buiken of langgerekte halzen. Fragiel op het eerste zicht, vervaarlijk op het tweede. De mensen die ertussendoor dansen, zijn niet zomaar mensjes. Hun felgekleurde satijnen pagebroekjes en ruisende hoepelrokken verraden een hoogedele afkomst. Hun bewegingen ook. Daarin tekenen zich de contouren af van een hofballet, doorspekt met mime. Veel wuft gedartel, weinig pure wol. Kortom, hier regeert de schone schijn. Maar de onophoudelijke siddering die als eerste door het lichaam van Julien Faure flitst, slaat al snel over op de anderen. De harmonie raakt verstoord, de zelfbeheersing trekt zich discreet terug, en de waanzin steekt al even verkennend zijn lelijke kop op. Het wordt nu pas echt duidelijk waar we ons eigenlijk bevinden: in een porseleinen pretpaleis dat zich ongeveer in dezelfde uithoek van nooitgedachtland situeert als Rabelais’ abdij der lusten. Net over de grens van het voorstelbare, de onschuld ver voorbij, en de poel des verderfs op een steenworp afstand. Zijn bewoners zijn bordkartonnen figuurtjes die zich naadloos inpassen in Barkey’s artistieke parcours. Want na de moordlustige Princess T. in [AND] en de regenboogkleurige seksdiertjes van Chunking zijn het in The Porcelain Project vier koningen (Faure, Benoît Gob, Maarten Seghers en Misha Downey) en twee koninginnen (Tijen Lawton en Taka Shamoto) die zich van hun meest onwaardige kant mogen laten zien. Ze zijn niet voor niets uitgedost met een hoed die het midden houdt tussen een kroon en een narrenkap. Hello! Good day to you! Here is the key of my kingdom. My kingdom is legs and dancing. My legs is birds and singing. Happy! Happy happy kingdom! Met die officiële verwelkoming door Gob wordt nog een tweede ding duidelijk: het is zíjn imaginaire koninkrijk waarin we te gast zijn. Híj heeft de touwtjes in handen. Híj bezit de macht van het woord. Of dat beeldt hij zich toch graag in. Maar waar de verleiding heerst, raakt de macht gecorrumpeerd. Deze sterke koning die ons toebast met dik aangezet vertoon, is als was in de armen van Seghers. Samen in een houdgreep, hun monden op een kier, klaar om te ontvangen. Ze strelen elkaars torso. Hun vingers beginnen aan een trefzekere afdaling doorheen het zweet dat over hun lichamen parelt. Wie er uiteindelijk bovenop mag, blijft onbeslist. Hun porseleinen neuzen zitten in de weg en verhinderen dat ze daad bij verlangen kunnen voegen. Dergelijke machtsspelletjes waarin het porselein de afwikkeling dicteert, komen veelvuldig voor doorheen de voorstelling. Wanneer dat in duetvorm gebeurt, zijn het, geheel naar goede ballettraditie, vooral de koninginnen die op hun rug eindigen. De gebaksborden in de lucht gaan functioneren als martelwerktuig. Zo dwingen schotels aan vishengels Lawton op de knieën. Als een stervende zwaan kronkelt en kreunt ze, tot haar lichaam verstart. De witte pracht die haar van bovenaf bewerkt, aangedreven door de koningen, laat zien dat het recht van de sterkste overheerst. Iets dubbelzinniger is Julien Faures bewerking van Shamoto. Op een gestripte versie van een hemelbed kruipt hij onder haar gigantische rok. Wat hij daar precies uitspookt blijft in stof gehuld, maar Shamoto rijst hoger en hoger en slaakt een paar benepen giechels, tot de extase van haar gezicht spat. Wie door deze overdoorzichtige en hypergestileerde variant op flauwe onderbroekenlol heenkijkt, bekruipt een gevoel van onbehagen. De exploitatie van haar genot is bij nader inzien een maskerade van haar angst. Deze schizofrenie beitelt zich op haar gezicht vast in de vorm van een schrikbarende grimas. Ook als onze hoogwaardigheidsbekleders alleen dansen, treedt er via porseleinen disciplinering een fysieke metamorfose op die uitloopt op het exposeren van een lichaam dat on the spot grotesk wordt. Niet alleen de fragiele decorstukken vormen een dwingende voorwaarde (ze hebben blote voeten, dus omwille van de veiligheid is het zaak de scenografie niet al te veel te bruuskeren), de porseleinen prothesen waarmee ze zichzelf uitrusten, zijn dat ook. De vloeiende lijnen van armen en benen stompen af door polsbanden die de gewrichten knevelen. De vazen die voor- of opgebonden worden, tarten ieder gevoel voor proportie. Zo zetten de lichamen zichzelf te kijk. Als kijker krijg je de grappige plaatjes zo op een presenteerblaadje aangeboden. Hoe ontredderd onze poppetjes onderhuids ook zijn, een lang en gelukkig leven lijkt nog altijd in het verschiet te liggen te midden van alle beproevingen en steekspelletjes. De toon blijft immers licht, de poses kinderlijk onbeholpen, met maar een paar sprankjes duisternis. Zoals het goede, brave sprookjes betaamt. Ware het niet dat The Porcelain Project, terwijl het vrolijk van het ene fantasierijke beeld naar het andere hupt, in feite doordrenkt is van de zinnelijkheid. Sterker nog, het inventief exposeren van paringsdrift lijkt de kern van de zaak te zijn. Al de rest is kapstok. Nu zijn sprookjes van oudsher eigenlijk ook niet zo braaf als ze lijken. Het standaard narratiefje van de ordeverstoring, de queeste en de herstelling van de orde is in feite maar een pedagogisch verantwoord schaamlapje dat de seksuele dubbele bodem afdekt. En sinds Freud kunnen we er al helemaal niet omheen. Het lijkt wel alsof onze interpretatiedrift bij de minste prikkeling al op jacht moet naar een of ander verhelderend inkijkje in de seksuele psyche bij wijze van bevrediging. Het is door de omkering van die neiging dat Barkey het geijkte sprookjes- en interpretatieprocédé op zijn kop zet. In plaats van een parallel universum vol verkapte hints naar een onderliggende waarheid stoten we ineens door naar groteske full frontal sexuality, die hier ingezet wordt als onverholen uitspraak over een achterliggende wereld die we moeten zoeken in de kieren van onze eigen verbeelding. Natuurlijk weet Barkey wel dat bijvoorbeeld het minnespel van twee glimmende mannenlichamen als instant blikbevrediging werkt. Maar dat is slechts een lokmiddel, niet het doel op zich. The Porcelain Project spoort je aan om vooral verder te kijken dan het libido groot is, om de grenzen van het exces op te zoeken, om tussen de grollen en vondsten door de bittere afsmaak van pijn en angst echt te proeven. Net zoals de koningen en koninginnen op het podium dat doen. In feite dragen alle elementen in deze voorstelling van meet af aan het exces in zich. De ontelbaar vele kopjes en schoteltjes, de vonkende symfonie van Adès compleet met een extatisch hoogtepunt, enorme rokken en kragen en plechtstatige toespraken vol pertinente onzin… Voor even komen ze allemaal in harmonie samen tijdens een pompeuze reidans op de maat van een dreunende pauk en een stortbui van strijkers. De orde is hersteld. Het Schone, het Ware en het Goede tonen zich in vol ornaat, pracht en praal schitteren als nooit tevoren. Dit zijn de laatste restjes ‘werkelijkheid’ en ‘waardigheid’ die glorieus ten grave worden gedragen. Voor de laatste keer worden we op het verkeerde been gezet. Want in het slotbeeld kristalliseert zich dan toch die andere drievuldigheid die de hele tijd als een schaduw over het podium kroop. De vernislaag van frivoliteit is nu volledig weggeschraapt. Daaronder ligt geen happy end of een ultieme bevrediging van lichamelijke en geestelijke verlangens verscholen. Het Slechte, het Valse en het Lelijke spreken tot ons bij monde van hoopjes ellende die elkaar en zichzelf obsessief willen uitmelken tot de laatste snik. Dat uitmelken mag je overigens ook letterlijk nemen: Lawton die met de ene hand denkbeeldige melksliertjes uit haar porseleinen tepels trekt, terwijl ze wanhopig Downey’s porseleinen penis wat zaad probeert te ontfutselen. Je krijgt heel veel zin om je hoofd van dit tafereel weg te draaien. Dit is teveel ellende om te kunnen verdragen. De kloof tussen de prettig gestoorde dartelarij van ervoor en de rauwe waanzin van nu is te groot om mentaal te kunnen overbruggen. Barkey ontneemt ons hardhandig een zorgvuldig opgebouwde illusie die een stinkende beerpunt vol ellende bleek toe te dekken. Die poel des verderfs, we stonden er verdorie zonder het te weten de hele tijd al tot onze nek in. En er is geen weg meer terug. Er is een opvallende parallel tussen dit beeld en de rest van The Porcelain Project, hoewel het op het eerste zicht een gigantische dissonant lijkt te zijn. De toon en sfeer mogen dan wel radicaal omslaan, maar zowel het beeld zelf als het effect dat het sorteert, zijn van dezelfde orde als de rest van deze voorstelling. Gewoonweg too much. Als de rook om je hoofd is verdwenen en je nog eens aandachtig onder de loep neemt wat je nu eigenlijk gezien hebt, kom je tot de conclusie dat door het exces dat hier zo prominent aanwezig is, The Porcelain Project zichzelf stante pede promoveert tot pure kitsch: een teveel, zowel van het goede als van het slechte. En kitsch kan in feite geen enkele kwaliteit in zich dragen. Kitsch is een op hol geslagen reproductie van pretenties die door hun doelloze herhaling vals worden en bijgevolg hol klinken. Het slotbeeld kunnen we zelfs markeren als überkitsch. Totaal ongenietbaar, zelfs met je linker hersenhelft in de slaapstand. Zo bekeken kun je dit onmogelijk klasseren als ‘een goede voorstelling’. Je mag toch verwachten dat een ‘goede voorstelling’ ten minste een pretentie heeft die ze wil waarmaken. Ik vond The Porcelain Project een bijzonder goede voorstelling. Maar waarop kan zo’n oordeel dan gebaseerd zijn? Willem Elias formuleerde in een interview in De Morgen eens een ontluisterend antwoord op die vraag: ‘Kitsch […] is een aanfluiting van al wat hoge kunst is, een reactie tegen mensen die van zaken houden die ze niet begrijpen. Vooral de hedendaagse kunst straalt dat uit. Er zijn immers wel aangenamere zaken om naar te kijken dan het urinoir van Duchamp en die zucht naar het aangename is in elk huis aanwezig, ook bij die van kunstcritici, want ook de grote cuisinier houdt wel eens van friet met stoverij […]’ Probeert The Porcelain Project een zucht naar het aangename te bevredigen? Zeker wel. Slaagt het daarin? Ook al. Is The Porcelain Project als het erop aankomt een schuldig pleziertje dat niets meer te berde wil brengen dan het motto ‘hoe vettiger, hoe prettiger’? Nou nee. Barkey keert dat motto juist binnenstebuiten. Ze gaat voorbij aan het basale bevredigingsniveau op een manier zoals ze dat ook doet met onze interpretatiedrift. Ze perverteert een ingebakken verlangen zodat het geijkte dissectiegereedschap van een kunstminnaar zich tegen hem- of haarzelf gaat keren. Barkey laat al het moois dat ze op het podium loslaat, al die overweldigende kitsch, fungeren als een tikkende tijdbom die ze in één beeld in ons gezicht uit elkaar laat spatten. We hadden dat kunnen zien aankomen door een hoop details die de hele tijd al ‘fout’ zaten: een bizarre timing, een licht dat lukraak van kleur verandert, een Shamoto wiens gezicht iets anders verraadt dan haar lichaam, een klankband die verdacht veel kraakt… Maar die barstjes in de opgedreven perfectie kun je pas achteraf plaatsen, als je fantasie geïmplodeerd is en weer volledig teruggeworpen is op zichzelf. Daarvoor liet je je maar al te gewillig meeslepen in een visueel knap vormgegeven imaginaire wereld, luchtig vertolkt vol relativerende kwinkslagen en latente onzin. The Porcelain Project wil een afknapper van formaat zijn. Het wil de kijker confronteren met zijn eigen ontreddering wanneer hij/zij iets ziet wat hij/zij niet onmiddellijk kan, of beter: wil vatten. Het zet kitsch in als ultieme manifestatie van theatrale schijn die het vlees inderdaad zwak maakt, en de geest gewillig, zo blijkt. Net daarin ligt de pretentie van Barkey. Ze stelt je eigen verbeeldingskracht op de proef. Ze daagt je uit om je grip op de onwerkelijkheid te laten verslappen om te zien wat er dan gebeurt. Na lang nadenken en nog langer luchtkastelen bouwen kun je uiteindelijk maar tot één besef komen: die koning op het podium, dat was jij. Met dit in het achterhoofd tekent er zich een paradox af die zich in theorie niet laat overbruggen, maar waar Barkey in de praktijk wel in slaagt: de creatie van genietbare kitsch die zich tegelijkertijd ontdoet van dat statuut door naar de kijker toe een behoorlijk kritische pretentie uit te dragen. The Porcelain Project is in feite Duchamp op een bedje van friet en stoofvlees. Bevredigend voor zowel buik als hoofd. En dat zijn doorgaans de boeiendste voorstellingen.

Needcompany
Performers weNEEDmoreCOMPANY Invisible Time Contact
 
producties
Jan Lauwers Grace Ellen Barkey Maarten Seghers performing arts beeldende kunst Film
 
speeldata
Kalender
 
Publicaties
Boeken Muziek Film
 
Nieuwsbrief
Aanmelden Archief
NEEDCOMPANY  |  info@needcompany.org  |  Privacy  |  Pro area
Deze website gebruikt cookies. Door verder te gaan op de site ga je akkoord met onze cookie policy.