Opera voor iedereen
Egbert Troll - Suddeutsche Zeitung (14 augustus 2018)

Jan Lauwers brengt in Salzburg het latere werk van Monteverdi “L’incoronazione di Poppea” als een veelzeggend tableau vivant en een democratisch gebeuren op de scene.

Er bestaat een verhaal over de genese van deze productie en dat gaat als volgt: Markus Hinterhäuser, intendant van de Salzburger Festspiele, wandelde in gedachten verzonken door het oude stadscentrum van Salzburg. Hij vroeg zich af wie voor hem de opera “L’Incoronazione di Poppea’ zou kunnen ensceneren. Het stuk is lang en tegendraads, bestaat uit heel veel tekst en heeft een gruwelijke verhaallijn: Keizer Nero wordt verliefd op Poppea, die vurig naar hem en naar de troon verlangt. Hierdoor wordt Ottavia, de vrouw van Nero, opzijgezet, en Ottone, de ex-lover van Poppea wordt opgevoerd als – falende – moordenaar op de aanstaande koningin.

Daarbij hoort veel prachtvolle muziek, maar er zijn slechts weinig passages die als werkelijk ‘pakkende nummers’ kunnen worden beschouwd. Toentertijd, in 1643, waren de theaterzalen klein en de orkesten nog veel kleiner; de zangers waren eigenlijk zingende acteurs en het publiek hing aan hun lippen om geen elk detail van het opgevoerde verhaal te moeten missen. En zo zweefden de gedachten van Hinterhäuser van de opera weg, in de richting van theater, en stootten aldus op Jan Lauwers. Die heeft nog nooit een opera geregisseerd, maar voor alles kan er een eerste keer zijn, zelfs voor een 61-jarige. Lauwers vertelde Hinterhäuser dat er slechts één opera is die hij ooit eens wou ensceneren, namelijk “Poppea”. Wat een gelukstreffer. Hij zou dus de regie van deze opera voor zijn rekening nemen, en daarna zou het dan ook weer helemaal voorbij zijn met muziektheater. En te oordelen naar de talrijke uitingen van misnoegdheid tijdens het slotapplaus in het Haus für Mozart, blijken nogal wat operaliefhebbers de eenmaligheid van deze beslissing sterk toe te juichen.

Er was een tijd dat Jan Lauwers en zijn in 1986 in Brussel opgerichte Needcompany op geen enkel internationaal theaterfestival konden ontbreken. Een vaste waarde inmiddels, is het belang van Lauwers als theatermaker die autonome individuen op het podium wil zien staan. Zijn uitvoerders hebben absolute soevereiniteit over hun eigen hersenen en hun gevoelens, zij verstoppen zich niet achter hun rollen, zij durven ook dansen en muziek maken. De beweegreden daarvoor is geen postdramatische ideologie maar pure vreugdebeleving aan de mensen met wie hij werkt, vooral zijn vrouw Grace Ellen Barkey, die samen met Lot Lemm de kostuums voor Poppea ontworpen heeft.

Maar: operazangers zijn niet per se goede performers. En Needcompany speelt bij “Poppea” niet mee. Voor dit stuk werd de “Salzburger Experimental Academy of Dance" onder de naam “Bodhi Project & Sead” geëngageerd. Als Lauwers met zijn eigen groep werkt, dan kunnen daar grandioze panorama’s uit groeien die alles in zich hebben wat de mens mooi en verschrikkelijk maakt: vreugde en trots, angsten, afgronden, dood. Nu blijft het soms bij wat hippieachtige storytelling in grappige kostuums. Zijn “Poppea”-enscenering heeft van allebei iets. Op het licht oplopende podium heeft Lauwers een veduta gemaakt, een tableau van naakte ineengestrengelde mensen, een beeld dat, in zoverre herkenbaar, eerder stamt uit een middeleeuwse canon dan uit de met Monteverdi aanbrekende baroktijd. Vooraan op het podium zijn er twee uitsparingen waarin William Christie en drie handenvol muzikanten van Les Arts Florissants zitten. Zij zijn uitgelezen specialisten in de oude muziek en dat betekent vooral: zij kunnen spelen als een band. In Monteverdi’s tijd kon elke muzikant improviseren, en aangezien de beschikbaarheid van bronmateriaal over “Poppea” karig en verwarrend is, is het aangewezen om het weinige materiaal dat er is, te gebruiken op de manier waarop de muzikanten dat toentertijd deden. Christie houdt van autonome muzikanten; telkens weer staat er tijdens de drie en een half uur durende opvoering iemand recht, maakt zich met blokfluit of luit los van de lucide klankenstructuur en wordt solist. Met cembalo stuurt Christie de expressiviteit; hij wakkert het gezang aan met continuo-guirlandes. Maar ook hij kan het ontbreken van een dramatische ontwikkeling in de muziek niet overspelen. Het einde, het liefdesduet tussen Poppea en Nero, is een van de tederste uit de operageschiedenis en buitengewoon magisch.

De dansgroep van Lauwers vormt het decor. Het werkt als een zelfstandig organisme dat gretig gebruikmaakt van een schat aan gebaren en bewegingen om aan de verhalen en de handelingen van de zangers een empathisch beleefde, levendige achtergrond te geven. Als twee performers over de liefde zingen, houden de dansparen van elkaar; als Drusilla met foltering bedreigd wordt, spelen de dansers en danseressen met veel overgave folter en moord met veel theaterbloed. Als Ottavia afscheid neemt van Rome en in ballingschap vertrekt, wordt een danseres als een stèle omhoog gestoken. Als Poppea, onder bescherming van Amor, zich te rusten legt, verzamelen de dansers zich tot een idyllisch tableau vivant dat doet denken aan de cover van een lp van Jimi Hendrix. Dit alles is niet louter illustratief, maar volgt eigen regels en wetten die niet altijd te doorgronden zijn: op een klein verhoog in het midden van het podium is de hele opvoering lang een danser of een danseres rondjes aan het draaien. U zou niet de eerste toeschouwer zijn die bij de aanblik ervan duizelig wordt.

En ja, zelfs wanneer daaronder een soort emotionele esoterie zou schuilgaan, doen de dansers in wezen hetzelfde als de muzikanten: gedirigeerd improviseren; hoewel vanaf het allereerste optreden van Poppea de parameters anders komen te liggen. Zij komt uit een liefdesnacht met Nero, en Sonya Yoncheva speelt alle vormen van erotische lasciviteit uit. Haar gezang is louter stem-porno, zij doet op dat moment wat zij wil, en bovendien ook nog verbluffend correct. Tegelijkertijd speelt zij de honger naar macht en nestelt zich wellustig op de rode koningsmantel. Wanneer Poppea echter afwijkt van de lijn van haar verzuchtingen, verdwijnt die ophitsende betovering van Yoncheva en neemt haar Nero het over. Dat is Kate Lindsey, die een vrouw speelt, maar geen travestierol; de optische leidster van een commune, koud en hunkerend in stem en handeling. Van godenrollen tot bijrollen, de hele bezetting voor deze voorstelling is uitmuntend gekozen. Ze zingen en spelen allemaal met veel plezier en overgave, ze gebruiken alle vrijheden waartoe Lauwers hen stimuleert, zij improviseren met de muzikanten, bewegen zich vrij over het podium. En dan wordt zichtbaar dat er voor dit democratische gebeuren offers moeten worden gebracht. Lauwers geeft geen zier om betekenis of interpretatie volgens de heersende normen. En dat maakt zijn werk niet erg ontvankelijk, maar maakt het ook groot.

Needcompany
Performers weNEEDmoreCOMPANY Invisible Time Contact
 
producties
Jan Lauwers Grace Ellen Barkey Maarten Seghers performing arts beeldende kunst Film
 
speeldata
Kalender
 
Publicaties
Boeken Muziek Film
 
Nieuwsbrief
Aanmelden Archief
NEEDCOMPANY  |  info@needcompany.org  |  Privacy  |  Pro area
Deze website gebruikt cookies. Door verder te gaan op de site ga je akkoord met onze cookie policy.